[West-Sahara] asielaanvraag afgewezen: "bezet West-Sahara is veilig"

fwillems op antenna.nl fwillems op antenna.nl
Di Sep 15 23:12:30 CEST 2020


Op 9 september 2020 heeft de Raad van State een verbijsterende uitspraak
gedaan over de asielaanvraag van een Saharaan uit het door Marokko
bezette deel van West-Sahara. Men acht het een veilig gebied voor de
Saharaan die gemakshalve als Marokkaan wordt beschouwd.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@122500/201908202-1-v1/


201908202/1/V1.
Datum uitspraak: 9 september 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam,
van 6 november 2019 in zaak nr. NL19.23182 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag
van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde
tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 6 november 2019 heeft de rechtbank het daartegen door
de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit
vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de
aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Berg, advocaat te
Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Overwegingen

1.    De vreemdeling heeft gesteld dat hij geboren is op [geboortedatum]
1986 en afkomstig is uit het deel van de Westelijke Sahara dat
geannexeerd is door Marokko en waar Marokko feitelijk gezag uitoefent.
Hij heeft aan de aanvraag ten grondslag gelegd dat hij Sahrawi en
staatloos is, dat hij in 2008 twee maanden gedetineerd is geweest in
Marokko en dat hij tijdens die detentie gemarteld is. Verder vreest de
vreemdeling dat hij bij terugkeer zal worden gedetineerd en gemarteld
wegens zijn Sahrawi achtergrond.

2.    De staatssecretaris heeft met toepassing van artikel 30b, eerste
lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 de aanvraag afgewezen als
kennelijk ongegrond, omdat Marokko in het algemeen een veilig land van
herkomst is en de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko
ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in
zijn geval geen veilig land van herkomst is.

3.    De staatssecretaris heeft aangenomen dat de vreemdeling de
Marokkaanse nationaliteit heeft omdat de Marokkaanse autoriteiten
personen die zijn geboren in de Westelijke Sahara, beschouwen als
personen die in Marokko zijn geboren en de Marokkaanse nationaliteit
hebben. De staatssecretaris heeft de door de vreemdeling gestelde
problemen, voor zover die samenhangen met de gestelde staatloosheid,
daarom niet geloofwaardig geacht.

Daarnaast heeft de staatssecretaris niet aannemelijk geacht dat de
Marokkaanse autoriteiten de vreemdeling hebben gedetineerd wegens zijn
etniciteit en deelname aan demonstraties, omdat de vreemdeling
tegenstrijdig en wisselend heeft verklaard over de aanleiding voor de
gestelde detentie en niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij heeft
deelgenomen aan demonstraties. Daarom heeft de staatssecretaris ook niet
aannemelijk geacht dat de vreemdeling in de negatieve belangstelling van
de Marokkaanse autoriteiten is komen te staan.

4.    Volgens de rechtbank heeft de staatssecretaris ondeugdelijk
gemotiveerd waarom hij heeft aangenomen dat de vreemdeling de
Marokkaanse nationaliteit heeft. De nationaliteitstoekenning waarop de
staatssecretaris heeft gewezen, is immers gebaseerd op de niet door
Nederland erkende annexatie van de Westelijke Sahara, aldus de rechtbank.

Verder heeft de staatssecretaris volgens de rechtbank ondeugdelijk
gemotiveerd dat de vreemdeling tegenstrijdig en wisselend heeft
verklaard over de aanleiding voor zijn gestelde detentie. De rechtbank
heeft erop gewezen dat de vreemdeling heeft verklaard dat de detentie te
maken heeft met zijn illegale uitreis, zijn etniciteit én de deelname
aan de demonstraties en dat die deelname samenhangt met zijn etniciteit.

Gelet op deze twee motiveringsgebreken heeft de staatssecretaris volgens
de rechtbank ondeugdelijk gemotiveerd dat Marokko voor de vreemdeling
een veilig land van herkomst is.

5.    De staatssecretaris voert in de hiertegen gerichte grieven terecht
aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het feit dat Nederland de
annexatie van de Westelijke Sahara niet erkent, niet betekent dat hij
bij de beoordeling van de aanvraag niet mag uitgaan van de
nationaliteitstoekenning op grond van de Marokkaanse wetgeving. Dat
Nederland de annexatie niet erkent, laat immers onverlet dat Marokko
feitelijk gezag uitoefent in de Westelijke Sahara. De vreemdeling heeft
weliswaar gesteld dat hij geen Marokkaans paspoort heeft en niet om de
Marokkaanse nationaliteit heeft gevraagd, maar dat is in het licht van
de nationaliteitstoekenning op grond van de Marokkaanse wetgeving
onvoldoende om aan te nemen dat hij niet de Marokkaanse nationaliteit
heeft. De staatssecretaris heeft dus deugdelijk gemotiveerd waarom hij
heeft aangenomen dat de vreemdeling de Marokkaanse nationaliteit heeft.

Het betoog slaagt in zoverre.

6.    Verder voert de staatssecretaris terecht aan dat hij in het
besluit erop heeft gewezen dat de vreemdeling eerst heeft verklaard dat
zijn poging tot illegale uitreis de aanleiding is geweest voor de
gestelde detentie, zonder een verband te leggen met zijn etniciteit of
daaraan verbonden politieke standpunten, dat hij daarna pas heeft
gesteld dat zijn etniciteit de aanleiding is geweest en vervolgens dat
ook deelname aan demonstraties de aanleiding is geweest. Verder voert de
staatssecretaris terecht aan dat hij in het besluit heeft toegelicht dat
de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij heeft deelgenomen
aan demonstraties omdat hij alleen heeft verklaard dat hij "heel veel"
heeft gedemonstreerd en dat hij weg moest rennen na demonstraties. Ten
slotte wijst de staatssecretaris er in dit verband terecht op dat, zoals
hij ook in het voornemen van 15 september 2019 heeft vermeld, de
vreemdeling al medio 2009 Nederland is ingereisd, in 2013 is aangehouden
en tegen hem een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, maar pas op 27
augustus 2019 te kennen heeft gegeven dat hij internationale bescherming
wenst.

De staatssecretaris heeft dus deugdelijk gemotiveerd dat de vreemdeling
niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij wegens de gestelde detentie en de
gestelde deelname aan demonstraties in de negatieve belangstelling van
de Marokkaanse autoriteiten is komen te staan.

De grieven slagen.

7.    Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt
vernietigd. De Afdeling beoordeelt het beroep. Daarbij bespreekt zij
alleen beroepsgronden waarover de rechtbank nog geen oordeel heeft
gegeven en beroepsgronden waarop na de overwegingen in hoger beroep nog
moet worden beslist.

8.    De vreemdeling heeft aangevoerd dat de Westelijke Sahara niet
zonder meer als onderdeel van Marokko als veilig land van herkomst kan
worden aangemerkt. Hij heeft erop gewezen dat uit landeninformatie
waarop hij en/of de staatssecretaris een beroep hebben gedaan, volgt dat
in de Westelijke Sahara elementaire vrijheden worden ingeperkt en
vervolging plaatsvindt van politieke opposanten. Voor een asielzoeker
met een Sahrawi-achtergrond is Marokko geen veilig land van herkomst,
aldus de vreemdeling.

8.1.    De staatssecretaris heeft in beroep in een brief van 11 oktober
2019 de rechtbank desgevraagd nader geïnformeerd over de vraag in
hoeverre hij bij de herbeoordeling van 11 juni 2018 van Marokko als
veilig land van herkomst rekening heeft gehouden met het door Marokko
gecontroleerde deel van de Westelijke Sahara. De staatssecretaris heeft
in die brief verklaard dat hij rekening heeft gehouden met wat over de
situatie in de Westelijke Sahara is vermeld in het landenrapport van het
US Department of State over 2017 en in het rapport van Human Rights
Watch van 18 januari 2018. Bij de herbeoordeling is betrokken dat in
2016 een nieuwe wet is aangenomen die voorziet in vrijheid van pers en
elektronische media, maar dat volgens beide rapporten die wet niet
voorkomt dat journalisten strafrechtelijk vervolgd kunnen worden voor
het bekritiseren van de islam, de monarchie of het officiële standpunt
van de regering betreffende de Westelijke Sahara, aldus de
staatssecretaris. Verder heeft hij in die brief verklaard dat de
slotconclusie bij de herbeoordeling was - voor zover hier relevant - dat
verhoogde aandacht wordt gevraagd als het gaat om personen die met
strafrechtelijke vervolging te maken krijgen en dat daaronder ook kunnen
vallen activistische Sahrawi die vanwege dat activisme strafrechtelijk
worden vervolgd. Gelet op de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas
heeft de vreemdeling echter niet aannemelijk gemaakt dat Marokko in zijn
specifieke geval geen veilig land van herkomst is, aldus de
staatssecretaris.

8.2.    De staatssecretaris heeft zich terecht op dit standpunt gesteld.
Gelet op wat onder 6 is overwogen, heeft de vreemdeling immers niet
aannemelijk gemaakt dat hij wegens politiek activisme in de negatieve
belangstelling is komen te staan van de Marokkaanse autoriteiten of om
die reden strafrechtelijk wordt vervolgd. Alleen al hierom faalt de
beroepsgrond.

9.    Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen
proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het hoger beroep gegrond;

II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats
Amsterdam, van 6 november 2019 in zaak nr. NL19.23182;

III.    verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, voorzitter, en mr. H.
Troostwijk en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. van
Goeverden-Clarenbeek, griffier.

w.g. Van Eck    w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2020


Meer informatie over de West-Sahara maillijst