<div dir="ltr"><div>GGGRRR.... (ik probeer niet te vloeken...)</div><div><br></div><div><br></div></div><br><div class="gmail_quote"><div dir="ltr" class="gmail_attr">Op vr 5 feb. 2021 om 13:54 schreef Frank Willems <<a href="mailto:fwillems@antenna.nl">fwillems@antenna.nl</a>>:<br></div><blockquote class="gmail_quote" style="margin:0px 0px 0px 0.8ex;border-left:1px solid rgb(204,204,204);padding-left:1ex">Salec, de Saharaanse asielzoeker in Ter Apel, heeft op 6 oktober vorig<br>
jaar de beslissing ontvangen dat hij geen asiel krijgt omdat hij zonder<br>
gevaar naar het "veilige land" Marokko "terug" zou kunnen. Hij heeft<br>
daartegen bezwaar gemaakt. Hij heeft nu een negatieve beslissing op zijn<br>
bezwaar ontvangen.<br>
<br>
De kern van de vraag die asielzoekende Sahranen hier opwerpen is of een<br>
bezetter de bevolking van een bezet gebied de eigen nationaliteit mag<br>
opdringen. De Nederlandse rechter denkt van wel. Het doel van de<br>
redenatie is om asielverzoeken af te wijzen en in bredere zin om de<br>
rechtsmacht van Marokko in West-Sahara te erkennen. Dat is van belang<br>
voor de handelsbelangen van Nederland met Marokko.<br>
<br>
Hoe wordt de rechtspraak precies verbogen? Hieronder de redenatie van de<br>
Nederlandse rechter. Oordeel zelf.<br>
<br>
In de beslissing van 6 oktober 2020 lezen we op pagina 2 en 3 :<br>
<br>
---------<br>
Nationaliteit<br>
Betrokkene voert in de zienswijze onder de punten twee, drie en vier aan<br>
dat uit het voornemen blijkt dat hij niet wordt gevolgd in zijn<br>
nationaliteit, zijnde burger van de Arabische Democratische Republiek<br>
Sahara, maar dat uitgegaan wordt van de Marokkaanse nationaliteit die<br>
hij volgens de Marokkaanse wet bezit. Betrokkene wenst deze stelling<br>
niet te volgen en stelt afkomstig te zijn uit de Arabische Democratische<br>
Republiek Sahara (ADRS), welke door 45 landen is erkend als lid van het<br>
internationale statensysteem. Betrokkene heeft in de zienswijze gesteld<br>
het bijzonder vreemd te vinden dat de Rijksdienst voor Ondernemend<br>
Nederland op haar website stelt de Marokkaanse claims op het gebied niet<br>
te accepteren, terwijl de Immigratie- en Naturalisatiedienst stelt<br>
dat wel mag warden uitgegaan van de nationaliteitstoekenning op grond<br>
van de Marokkaanse wetgeving. Hij is van mening dat nu Nederland de<br>
annexatie van de Westelijke Sahara door Marokko niet erkent, evenmin<br>
gesteld kan worden dat de Marokkaanse wetgeving wel voor de Sahrawi<br>
dient te gelden.<br>
Betrokkene geeft nog aan dat hij kopieën van zijn paspoort en<br>
identiteitskaart van de ADRS heeft overgelegd en daarnaast inmiddels in<br>
het bezit is van de originele identiteitskaart, welke op verzoek daartoe<br>
aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst zal worden overgelegd. Ten<br>
aanzien van het vorengaande, wordt dezerzijds als volgt overwogen.<br>
Allereerst wordt opgemerkt dat betrokkene in de zienswijze verwijst naar<br>
een onbekende uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens<br>
welke eveneens niet bij de zienswijze is gevoegd. Verder blijkt, zoals<br>
reeds in het voornemen is overwogen, uit de uitspraak 201908202/1/V1 van<br>
de Raad van State d.d. 9 september 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2157) dat het<br>
feit dat Nederland de annexatie van de Westelijke Sahara niet erkent,<br>
niet betekent dat bij de beoordeling van de aanvraag niet mag worden<br>
uitgegaan van de nationaliteitstoekenning op grond van de Marokkaanse<br>
wetgeving. Dat Nederland de annexatie niet erkent, laat immers onverlet<br>
dat Marokko feitelijk gezag uitoefent in de Westelijke Sahara. Ten<br>
aanzien van de stellingen in de zienswijze dat betrokkene niet volgt dat<br>
hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat het voornemen dat hij zijn<br>
nationaliteit van de ADRS niet aannemelijk heeft gemaakt niet in stand<br>
kan blijven, wordt overwogen dat betrokkene geen feiten en/of<br>
omstandigheden naar voren heeft gebracht die tot een ander<br>
oordeel zouden kunnen leiden.<br>
<br>
Betreffende de verwijzing naar de inhoud van de site van de Rijksdienst<br>
voor Ondernemend Nederland wordt overwogen dat dit geen raakvlakken<br>
heeft met het asielbeleid voor vreemdelingen nu deze site toeziet op<br>
hulp voor ondernemende Nederlanders die werken aan een duurzame en<br>
economische sterke samenleving. Derhalve valt niet in te zien waarom<br>
betrokkene naar de site van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland<br>
verwijst dan wel wat hij hiermee wil beogen. Inzake de documenten wordt<br>
overwogen dat het feit dat betrokkene kopieën van zijn<br>
identiteitsdocumenten heeft de beoordeling niet anders maakt nu dit geen<br>
originele documenten betreffen, Daarnaast is het aan betrokkene om<br>
originele documenten te overleggen. Hij kan dit middels zijn gemachtigde<br>
te allen tijde doen. De stellingen van betrokkene inzake zijn<br>
nationaliteit leiden derhalve niet tot een ander oordeel dan reeds in<br>
het voornemen is verwoord.<br>
<br>
---------<br>
<br>
In de beslissing op het bezwaar hiertegen volgt een herhaling van zetten:<br>
<br>
---------<br>
5.1. Eiser voert aan dat hij burger is van de Arabische Democratische<br>
Republiek Sahar (sic) (ADRS). Hij wijst op het arrest van Hof van<br>
Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 10 december 2015<br>
(ECLI:EU:T:2015:953).<br>
<br>
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in het bestreden<br>
besluit – bezien in samenhang met het voornemen – deugdelijk gemotiveerd<br>
op het standpunt gesteld waarom hij de verklaringen van eiser dat hij<br>
burger is van de ADRS, ongeloofwaardig acht.<br>
De overwegingen van verweerder daarover in het bestreden besluit op<br>
pagina 3 en 4 (sic) zijn daarvoor voldoende dragend. Verweerder heeft<br>
terecht gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van<br>
Raad van State (ABRvS) van 9 september 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2157). In<br>
die uitspraak is geoordeeld dat het feit dat Nederland de annexatie van<br>
de Westelijke Sahara niet erkent, niet betekent dat bij de beoordeling<br>
van de aanvraag niet mag worden uitgegaan van de<br>
nationaliteitstoekenning op grond van de Marokkaanse wetgeving. Het feit<br>
dat Nederland de annexatie niet erkent, neemt – zoals verweerder niet<br>
ten onrechte heeft overwogen – niet weg dat Marokko feitelijk gezag<br>
uitoefent in de Westelijke Sahara. Het beroep van eiser op het arrest<br>
van Hof van 10 december 2015 (ECLI:EU:T:2015:953), slaagt niet, alleen<br>
al omdat het daarin ging om een handelszaak. De stelling van eiser dat<br>
de Commissie vindt dat een niet-zelfbesturend grondgebied (lees: de<br>
Westelijk Sahara) geen deel uitmaakt van de mogendheid die het bestuur<br>
erover uitoefent, maar een afzonderlijke internationaalrechtelijke<br>
status heeft, is onvoldoende om aan te nemen dat eiser niet de<br>
Marokkaanse nationaliteit heeft. Verweerder heeft in het bestreden<br>
besluit deugdelijk gemotiveerd waarom hij heeft aangenomen dat eiser de<br>
Marokkaanse nationaliteit heeft. Anders dan eiser betoogt, is het<br>
bestreden besluit op dat onderdeel voldoende draagkrachtig gemotiveerd.<br>
<br>
---------<br>
_______________________________________________<br>
West-Sahara mailing list<br>
<a href="mailto:West-Sahara@ddh.nl" target="_blank">West-Sahara@ddh.nl</a><br>
<a href="http://lijsten.ddh.nl/cgi-bin/mailman/listinfo/west-sahara" rel="noreferrer" target="_blank">http://lijsten.ddh.nl/cgi-bin/mailman/listinfo/west-sahara</a></blockquote></div>